ARFID staat voor Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder.

In het Nederlands betekent ARFID: vermijdende/ restrictieve voedselinname stoornis. Het slaat op restrictief of selectief eetgedrag met ingrijpende gevolgen op lichamelijk en/of psychosociaal vlak.

Voorbeelden

Een vierjarige kleuter die enkel wit brood, pasta en frieten eet.

Een tienjarig kind dat nog nooit groenten of fruit heeft gegeten.

Een achtjarig kind dat alleen vloeibaar voedsel eet uit angst voor verstikking.

Een vijfjarige kleuter die enkel babyvoeding van een bepaald merk eet.

Hoe herken je ARFID?

ARFID is de meest voorkomende voedings- of eetstoornis bij jonge kinderen, maar de eetstoornis komt ook bij volwassenen voor.

Ondanks de gelijkenissen met Anorexia Nervosa, verschilt ARFID hiervan op het vlak van de motivatie voor de voedselvermijding. Bij ARFID is er geen sprake van een verstoord lichaamsbeeld of het gevoel van controle door gewichtsverlies.

De alarmsignalen

> Ondergewicht of overgewicht.

> Voedingsdeficiëntie.

> Afwijking in de groei.

> Afhankelijkheid van sondevoeding of voedingssupplementen.

> Pychosociale beperkingen voor het kind en het gezin, zoals angst voor familie- of verjaardagsfeestjes, eten op restaurant, …

* Om van ARFID te spreken hoeven deze alarmsignalen niet samen voor te komen.

Picky eating vs. ARFID

ARFID is geen synoniem voor ‘Picky eating’. Het grote verschil is dat ARFID leidt tot somatische en/of psychosociale problemen. Zo schaamt een kind zich om naar een verjaardagsfeestje te gaan. Of een volwassenen heeft grote angst om deel te nemen aan een bedrijfsetentje.
Picky eating daarentegen is een fase binnen de normale eetontwikkeling van een kind. De fase start tussen het eerste en tweede levensjaar en is van voorbijgaande aard. Meestal loopt het tot ongeveer de leeftijd van zes à zeven jaar. Toch is het belangrijk om tijdens de picky eating-fase het kind allerlei soorten voedsel aan te bieden, om escalatie tot ARFID te vermijden.

De drie substypes van ARFID

De DSM-5 omschrijft sinds 2013 drie subtypes van ARFID. Dit zijn drie verschijningsvormen, maar ze kunnen ook gelijktijdig voorkomen.

1.     Gebrek aan interesse
Bij het eerste subtype hebben kinderen weinig tot geen interesse in eten. Ze ervaren niet of nauwelijks een hongergevoel. Deze kinderen raken snel voldaan en eten vaak heel langzaam. Ook hebben ze na enkele happen vaak al ‘genoeg’ of huiveren ze ervan om meer te eten (tot braken en kokhalzen toe). Ouders beschrijven bij hun kind het ontbreken van een hongerprikkel, waardoor het kind vergeet te eten. Vaak leiden ze aan ondergewicht.

2. Voedselvermijding vanwege de sensorische kenmerken
Bij het tweede subtype vinden kinderen de sensorische kenmerken van voeding onaangenaam. Ze vermijden voeding met een bepaalde geur, smaak, kleur of structuur. Ouders beschrijven hun kind als extreem kieskeurig met een zeer eenzijdig en selectief eetpatroon. Deze kinderen hebben ook bepaalde voorkeuren voor voedingsmerken. Zo kunnen ze angst en stress ervaren wanneer bijvoorbeeld de verpakking van hun ‘veilig’ voedingsmerk verandert. Dit subtype komt bovendien vaak voor bij kinderen met ASS, AD(H)D, hoogsensitiviteit en/of hoogbegaafdheid.

3.     Angst voor de aversieve gevolgen van (bepaalde) voedingsmiddelen
Bij het derde subtype weigert het kind bepaalde voedingsmiddelen, uit angst voor de aversieve gevolgen. Ze ervaren vaak een extreme angst om te stikken of om over te geven na het eten van een bepaald voedingsmiddel. Een oorzaak voor het ontwikkelen van dit subtype is meestal een traumatische (eet)ervaring, maar ook ziekenhuisopname(s) of behandelingen in het keel-, neus- en mondgebied kunnen een aanleiding zijn. Ook het inbrengen van een sondeslang kan leiden tot angst of paniek. Door het trauma wordt een negatieve link gelegd met het eten van bepaalde voeding.

ARFID in cijfers

Circa 25 tot 40% van de ouders maakt zich zorgen over het eetgedrag van hun kind.

Tussen 10 en 24 maanden heeft 1 op 5 kinderen een eet- of drinkprobleem met een niet-organische achtergrond. Bij kinderen die prematuur geboren zijn, een onderliggende aandoening of syndroom hebben, liggen deze cijfers nog hoger. Bij de meeste kinderen zijn deze eetproblemen van voorbijgaande aard, zoals binnen de fase van picky eating.

Toch heeft ongeveer 3% van de nul tot zes jarigen een eetstoornis die gepaard gaat met beperkte gewichtstoename en ernstig verstoord eetgedrag.

*Deze cijfers zijn afkomstig uit Nederlands onderzoek.

Voor ons is het van groot belang om bewustwording en bekendheid te creëren over ARFID bij jonge kinderen. Daarom kan je hier gratis onze ARFID factsheet downloaden. Deel deze informatie gerust met vrienden, familie, scholen, kinderdagverblijven en artsen.

Meer informatie en nuttige links